Trouw: Jeugdgevangenis is nachtmerrie

03-03-2008 00:16

Jeugdgevangenis is nachtmerrie

Harriët Salm − 03/03/08, 00:16

Jeugdgevangenissen voldoen niet aan de normen voor veiligheid en behandeling van de jongeren. Kinderen met gedragsproblemen maar zonder strafblad zijn er slecht af. Van een behandeling komt het vaak niet.

 

Het gaat niet goed met de Nederlandse justitiële jeugdinrichtingen. Zowel de Rekenkamer als vier inspecties presenteerden afgelopen najaar onderzoek waaruit bleek dat ze onveilig zijn voor de minderjarige jongeren en voor het personeel.

Het personeelsverloop is hoog, bijna 20 procent. Zestien procent van het personeel is ongeschoold of heeft geen relevante vooropleiding. Jongeren worden vaak nauwelijks behandeld, terwijl dat wel het doel van het verblijf is. Geen enkele inrichting voldoet echt aan de normen, zes hebben zelfs een ernstig risico op een onveilig leef-, behandel- en werkklimaat.

De Stichting Misplaatst, een belangenorganisatie voor ouders met kinderen in de gevangenis, hamert al langer op de slechte opvang van kinderen met ernstige gedragsproblemen in jeugdgevangenissen. De Stichting vroeg eind vorig jaar de eigen leden (geen representatieve steekgroep) wat hun ervaringen zijn. 58 van de 59 ouders vonden dat hun kind slecht behandeld is.

„Er is een kind bij dat zelfmoord pleegde in de inrichting, een kind dat aan drugs verslaafd raakte en een kind dat er zwanger werd”, aldus Rob Brakel, voorzitter van deze stichting.

Het kabinet probeert de situatie te wijzigen. De groepen waarin de jongeren met elkaar leven, zullen kleiner worden dan de twaalf jongeren per groep nu, meldde onlangs staatssecretaris van justitie Albayrak. Bovendien is dit jaar wettelijk geregeld dat er een nieuw soort inrichting komt voor probleemjongeren die nog geen strafblad hebben.

Zij maakten tot nog toe ongeveer de helft uit van alle 8000 minderjarigen die jaarlijks in jeugdgevangenissen komen. De andere helft heeft wel een strafdelict begaan. De twee groepen werden samengeplaatst omdat er voor kinderen met zware gedragsproblemen geen betere opvang was dan een gesloten jeugdgevangenis. Uit een open instelling van de jeugdzorg zouden zij weglopen. Of ze misdragen zich zo dat ze er niet te handhaven zijn.

De nieuwe wet regelt dat er nu ook instellingen met een strenger en veiliger regime kunnen komen die niet onder justitie, maar onder de jeugdzorg vallen. Daar gaan minderjarigen zonder strafblad steeds vaker heen. Ze moeten strenger zijn dan een open internaat, maar weer minder afgesloten dan een jeugdgevangenis.

De Stichting Misplaatst is blij met de nieuwe jeugdzorginstellingen, maar vreest tegelijk dat sommige omgevormde oude jeugdgevangenissen niet echt veranderd zijn. Daaronder de Ottho Gerard Heldringstichting uit het Gelderse Zetten, waar plaats is voor zo’n 150 jongeren. De instelling was voorheen een jeugdgevangenis, maar valt inmiddels onder jeugdzorg.

De Heldringstichting gaat niet in op de persoonlijke ervaringen van een ex-gedetineerde en een ex-groepsleidster, zoals vandaag in Trouw gepubliceerd. Wel stuurde zij een algemene schriftelijke verklaring in reactie.

Uit inspectieonderzoeken komt onze instelling als een van de betere over, schrijft daarin de Heldringstichting. Het pedagogische klimaat, de veiligheid, behandelinhoud en deskundigheid van het personeel worden als voldoende tot goed beoordeeld.

Omdat het om jongeren gaat met zeer ernstige en complexe gedragsproblemen, vaak gepaard gaande met psychiatrische stoornissen, is drang en dwang noodzakelijk. „Het gedrag van de jongere maakt het soms nodig dat vergaande maatregelen moeten worden getroffen zoals een plaatsing in een afzonderingruimte.” Maar dat gebeurt ’met de nodige zorgvuldigheid’.

De instelling erkent wel dat bezuinigingen tot ongewenste ’versobering’ en vergroting van de groepen heeft geleid, van 8 naar 10 naar 12 personen. Investeringen in de sector zijn aangekondigd en nodig ’in het belang van de jongeren’, eindigt de verklaring.

Lastig? Dan ga je in de isoleercel

Het personeel in de OG Heldringstichting, een instelling voor jongeren met ernstige gedragsproblemen, komt door tijdgebrek en een verkeerde visie niet aan behandelen toe, zegt voormalig groepsleidster Edith Versluis (49). „Minderjarige kinderen zonder strafblad worden hier in feite als criminelen opgesloten”.

Acht jaar geleden was dat anders, weet ze. Zij werkte van 1995 tot 2000 al als groepsleider in deze instelling. „Toen was er nog aandacht voor de individuele jongere.”

In 2000 begon Versluis een eetcafé, dat ze later weer verkocht. Ze ging in 2005 weer als groepsleider aan de slag. Maar wat ze aantrof, schokte haar.

Ze somt de feiten op. Versluis werkte voorheen met negen kinderen in een groep. Dat waren er nu twaalf geworden. „Maar er waren en zijn nog altijd maar twee groepsleiders.”

Te weinig, zegt ze. „Het is heel druk, je moet veel regelen: van treinkaartjes bestellen voor verlof tot keukenbestellingen voor het eten, jongeren van school halen, jongeren begeleiden bij hun eigen taken, afwassen, afdrogen. En je bent maar met zijn tweeën: de één moet op de groep blijven, de ander jongeren wegbrengen naar activiteiten of ophalen. Voor persoonlijke aandacht is hier echt geen tijd meer.”

De jongeren zijn de dupe, vindt ze. Want om enige orde te houden, worden zij veel sneller dan vroeger gestraft. Er zijn zelfs een aantal isoleercellen gebouwd, waar de minderjarige jongeren ’heel regelmatig’ in terecht komen. „Vroeger had je tijd om iets uit te praten. Nu is het meteen: ga maar naar je kamer en komt er protest, dan kun je naar de isoleer.”

Ook draagt tegenwoordig iedere medewerker een pieper. „De collega die in de buurt is, krijgt een signaal als je in nood bent en is er dan snel. Jongeren worden dus ook veel sneller fysiek aangepakt en naar hun kamer of de isoleer gebracht.”

Voor 2000 had altijd één groepsleider slaapdienst. Die overnachtte dan bij de jongeren. „De slaapdienst is afgeschaft. Er zijn camera’s voor in de plaats gekomen en er zijn bewakers aanwezig, maar geen hulpverleners.”

Het gevolg is dat de sfeer veranderd is. „Het is met zijn allen tegen elkaar geworden. De jongeren tegen elkaar en tegen de groepsleiding, de groepsleiding tegen elkaar en tegen de jongeren.”

Ze kaartte haar onvrede aan bij de leiding. „Ik vond dat het wel wat minder streng kon. Maar ze zeiden: je bent er te lang uitgeweest. De situatie is anders, de jongeren zijn harder, ze liegen en bedriegen. Ze zitten hier niet voor zweetvoeten, was de uitdrukking.”

Versluis: „Ik ben niet naïef en weet ook wel wat ze kunnen doen. Maar je moet niet vergeten wat voor trieste dingen ze vaak meegemaakt hebben. Deze jongeren hebben hulp nodig, maar de omstandigheden zijn daar zo, dat ze die niet kunnen krijgen.”

Zij nam uit onvrede vorige zomer ontslag en werkt tegenwoordig parttime als pedagogisch medewerkster op een basisschool. Verder is zij actief voor de Stichting Misplaatst, die advies geeft aan ouders van kinderen die in een jeugdinrichting zitten. Ze heeft nog veel contacten met werknemers en ouders. Vooralsnog is er niks verbeterd sinds haar vertrek uit de De Heldringstichting, hoort ze van hen.

’Ik ben er slechter uitgekomen’

De afspraak stond voor half één in de middag, maar de 18-jarige Monica Roelofs slaapt nog. Pas na aanhoudend bellen, verschijnt ze en excuseert zich: ze is moe, ze heeft lang wakker gelegen.

Monica is sinds augustus vrij. Ze woont nu in een groepshuis in Nijmegen en leert zelfstandig wonen. Daarvoor zat zij negen maanden in de OG Heldringstichting in Zetten. „Ik kon weg, omdat ik achttien was geworden. Maar ik moest anderen achterlaten en ik denk dat het belangrijk is om te vertellen wat zij daar doormaken.”

Ze begrijpt best dat ze er terecht kwam. „Het ging heel slecht met mij.” Tot de derde klas van het vwo, waren er geen problemen, vertelt het meisje dat in Grave (Gelderland) opgroeide. „Toen begon ik te spijbelen en vooral veel te blowen. Ik kreeg de houding: ach, ik zie morgen wel.”

Thuis kreeg ze veel ruzie. „Ik ging naar een andere school, maar dat veranderde niks.” Uiteindelijk werd Monica door de kinderrechter uit huis geplaatst.

Na een korte omweg via jeugdgevangenis Harreveld in Almelo, kwam ze in de Heldringstichting, waar ze behandeld zou worden voor haar gedragsprobleem. De jongeren volgen in deze instelling een vaste routine. Als ze zich netjes gedragen, verdienen ze privileges.

Er was veel strijd in Zetten, ontdekte Monica al snel. „De relatie tussen de leiding en de jongeren was slecht. Het leek wel of de leiding telkens dingen zocht om de jongeren kwaad te maken, zodat ze hen naar hun kamer konden sturen. Dan waren er niet meer twaalf jongeren beneden, en hoe minder hoe gemakkelijker het voor hen is.”

De jongeren strijden ook met elkaar. Bedreigingen en mishandeling waren niet ongewoon. „Jongens stopten een keer kauwgom in mijn haar, in het begin. Ik vertelde het de leiding. Zei een meisje tegen me: ’als je dat nog eens doet, sla ik je in mekaar.’ Dat doe je dus niet meer. Je past je aan.”

Monica vond de leiding ’onterecht streng’. „Als er iets gebeurd was en de leiding wist niet wie het gedaan had, dan werden we allemaal opgesloten. Als je er dan echt niks van weet en toch uren alleen zit, is dat zo vreselijk. Dan hoor je anderen in hun kamer door het lint gaan, tegen de deur trappen, schreeuwen.”

Er werd, volgens Monica, veel geblowd. „Jongeren vinden altijd manieren om spullen binnen te krijgen. Buiten begraven bijvoorbeeld na verlof en dan na school oppikken, want dan word je niet meer gecontroleerd.”

Ze raakte na enkele maanden behoorlijk van streek, zo erg dat de leiding vreesde dat ze zichzelf iets aan zou doen. „Twee mannen kwamen midden in de nacht een keer controleren of alles wel goed ging. Ik schrok zo van die beveiligers naast mijn bed, dat ik schreeuwde: ’ga weg, haal een vrouw.’ Hebben ze gedaan, maar niet om met mij te praten, maar om mij in de isoleercel te stoppen. Want een meisje uitkleden, dat mag alleen een vrouw.”

Monica beet van zich af. Het lukte de leiding niet haar de scheurjurk, het enige kledingstuk voor in de isoleercel, aan te doen. „Ze gooiden nog net een deken over me heen. Dat was echt het dieptepunt. Ik was zo de weg kwijt.”

Monica's vertrouwen in de leiding was zo gering dat ze niet in therapie ging. „Ik voelde me er niet veilig.” Maar ze heeft ook goede dingen meegemaakt, vriendschappen gesloten.

Nu heeft ze nog vaak hoofdpijn, zoals de afgelopen nacht. „Ik ben er slechter uitgekomen. Ik heb nachtmerries over die tijd, maar niet zo vaak meer.”

Ze wil haar havo-diploma halen en krijgt hulp van haar ouders. Later wil ze zelf jongeren gaan helpen. „En dan dus níet zoals daar gebeurt.”

 

 

 

 

Contact